Fide regels voor het schaakspel
Aanpassingen en nieuwe artikels geldig vanaf 1 juli 2017
De aanpassingen en nieuw toegevoegde artikels zijn
onderlijnd.
Art.5: Het einde van
de partij5.2.3. De partij is remise als beid e spelers dit tijdens de
partij overeenkomen, onder voorwaarde dat beide spelers minstens één
zet gedaan hebben. Dit beëindigt de partij onmiddellijk.Art. 6: De schaakklok
6.2.6. Als een speler niet in staat is de klok te bedienen, mag de speler gebruik maken van een assistent om de bediening uit te voeren. Deze assistent moet voor de arbiter aanvaardbaar zijn. Zijn klok moet door de arbiter op een redelijke wijze worden bijgesteld. Deze bijstelling mag niet toegepast worden als de speler door een fysieke of psychische beperking niet in staat is de klok te bedienen.
6.7.1. Het wedstrijdreglement moet aangeven binnen hoeveel tijd een speler na het begin van de zitting voor het eerst aan het schaakbord verschenen moet zijn ('verzuimtijd'). Als er geen verzuimtijd is aangegeven, dan is de verzuimtijd 0. Een speler verliest de partij als hij na de verzuimtijd voor het eerst aan het schaakbord verschijnt, tenzij de arbiter anders beslist.
Art. 7:
Onregelmatigheden
7.1. Als er zich een onregelmatigheid voordoet en de stukken moeten worden teruggezet naar een vorige stelling, dan moet de arbiter met uiterste zorgvuldigheid bepalen welke tijden op de schaakklok moeten worden aangebracht. De arbiter mag ook besluiten de kloktijden niet aan te passen. Zo nodig moet hij ook de zettenteller van de schaakklok bijstellen.
7.1. Als er zich een onregelmatigheid voordoet en de stukken moeten worden teruggezet naar een vorige stelling, dan moet de arbiter met uiterste zorgvuldigheid bepalen welke tijden op de schaakklok moeten worden aangebracht. De arbiter mag ook besluiten de kloktijden niet aan te passen. Zo nodig moet hij ook de zettenteller van de schaakklok bijstellen.
7.3. Als een partij begonnen is met verwisselde kleuren en
beide spelers hebben minder dan 10 zetten gedaan, dan moet de partij
ongeldig worden verklaard en moet er een nieuwe partij worden gespeeld. Na
10 of meer zetten moet er worden doorgespeeld.
7.7.1. Als een speler twee handen gebruikt voor
één zet (in geval van rokeren, slaan of promotie), dan wordt dit beschouwd als
een onreglementaire zet.
7.7.2. Bij de eerste overtreding van artikel 7.7.1 moet
de arbiter twee minuten extra tijd aan zijn tegenstander geven; bij een tweede
overtreding van artikel 7.7.1 door dezelfde speler moet de arbiter de partij
voor hem verloren verklaren. De partij is echter remise als de stelling zodanig
is dat de tegenstander niet mat kan zetten door welke reeks van reglementaire
zetten dan ook.
7.8.1. Indien een speler de klok indrukt zonder een zet
te doen, dan wordt dit beschouwd als een onreglementaire zet.
7.8.2. Bij de eerste overtreding van artikel 7.8.1 moet
de arbiter twee minuten extra tijd aan zijn tegenstander geven; bij een tweede
overtreding van artikel 7.8.1 door dezelfde speler moet de arbiter de partij
voor hem verloren verklaren. De partij is echter remise als de stelling zodanig
is dat de tegenstander niet mat kan zetten door welke reeks van reglementaire
zetten dan ook.
Art. 10: De score
10.2. De totale score van een partij kan nooit meer zijn dan de maximum score die normaal gegeven wordt voor die partij. Scores voor een speler moeten ook normaal behaald kunnen worden, zo is een score van ¾-¼ niet toegestaan.
10.2. De totale score van een partij kan nooit meer zijn dan de maximum score die normaal gegeven wordt voor die partij. Scores voor een speler moeten ook normaal behaald kunnen worden, zo is een score van ¾-¼ niet toegestaan.
11.2.4. Het wedstrijdreglement mag aangeven dat de
tegenstander van de aan zet zijnde speler, die de speelruimte wil verlaten, dit
aan de arbiter moet melden.
11.3.2.1. Tijdens de wedstrijd is het een speler verboden om
elektronische apparaten zonder specifieke goedkeuring van de arbiter in
het spelersgebied bij zich te hebben.
Het wedstrijdreglement kan toestaan dat zo'n apparaat in een tas opgeborgen wordt onder voorwaarde dat het apparaat geheel uitstaat. De tas moet op een door de arbiter goedgekeurde plaats gezet worden. De tas mag door beide spelers niet zonder toestemming van de arbiter gebruikt worden.
Het wedstrijdreglement kan toestaan dat zo'n apparaat in een tas opgeborgen wordt onder voorwaarde dat het apparaat geheel uitstaat. De tas moet op een door de arbiter goedgekeurde plaats gezet worden. De tas mag door beide spelers niet zonder toestemming van de arbiter gebruikt worden.
11.3.4. Roken, e-sigaretten inbegrepen, is alleen
toegestaan in de door de arbiter aangegeven gedeelten van het spelersgebied.
11.11. Beide spelers moeten de arbiter helpen indien een
reconstructie vereist is, inclusief remiseclaims.
11.12. Het controleren van drie keer dezelfde stelling of
de 50-zetten claim is een taak van de spelers, de arbiter houdt toezicht.
Art.12: De taak van
de arbiter
12.2.7. de regels of richtlijnen tegen valsspelen naleven
12.2.7. de regels of richtlijnen tegen valsspelen naleven
Aanhangsels
A.Rapidschaak
A3.2. Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.
A3.2. Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.
A4.5. Als de arbiter het vallen van een vlag waarneemt,
mag hij het melden.
B.Snelschaak
B3.2 Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.
B3.2 Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.
C. De notatie van de schaakpartijen
C.8. Elke zet wordt aangeduid door de afkorting van de naam van het stuk, en het veld van aankomst. Tussen de naam van het stuk en het veld van aankomst hoeft geen koppelteken geplaatst te worden. Voorbeelden: Le5, Pf3, Td1. Bij pion zetten wordt alleen het aankomstveld genoteerd. Voorbeelden: e5, d4, a5.
Lange notatie met het veld van vertrek is acceptabel. Voorbeelden: Lb2e5, Pg1f3, Ta1d1, e7e5, d2d4, a6a5.
C.8. Elke zet wordt aangeduid door de afkorting van de naam van het stuk, en het veld van aankomst. Tussen de naam van het stuk en het veld van aankomst hoeft geen koppelteken geplaatst te worden. Voorbeelden: Le5, Pf3, Td1. Bij pion zetten wordt alleen het aankomstveld genoteerd. Voorbeelden: e5, d4, a5.
Lange notatie met het veld van vertrek is acceptabel. Voorbeelden: Lb2e5, Pg1f3, Ta1d1, e7e5, d2d4, a6a5.
D. Regels voor het schaken met
blinden en visueel gehandicapte spelers
D2.11. Wanneer de visueel gehandicapte speler geen gebruik maakt van een assistent, mag de ziende speler gebruik maken van een assistent voor het uitvoeren van de taken vermeld onder punt D.2.10.1 en D.2.10.2. Indien een visueel gehandicapte speler ingedeeld wordt tegen een slechthorende speler, dan moet er gebruik worden gemaakt van een assistent.
D2.11. Wanneer de visueel gehandicapte speler geen gebruik maakt van een assistent, mag de ziende speler gebruik maken van een assistent voor het uitvoeren van de taken vermeld onder punt D.2.10.1 en D.2.10.2. Indien een visueel gehandicapte speler ingedeeld wordt tegen een slechthorende speler, dan moet er gebruik worden gemaakt van een assistent.