maandag 16 juni 2014

Nieuwe FIDE regels voor het schaakspel vanaf 1 juli 2014



Op 1 juli 2014 gaan de nieuwe aanpassingen van de FIDE schaakregels in voege. Bepaalde artikels zijn uitgebreid en/of van nr. gewijzigd en nieuwe nummers zijn toegevoegd.

Deze aangepaste versie in het Engels, Nederlands, Duits en Frans zal ter beschikking liggen in de club in het bakje reglementen ter inzage van de leden.

Sommige wijzigingen betreffen aanpassingen aan de zinsbouw of schrijffouten alsmede woord toevoegingen ter verduidelijking en worden dus hier niet aangehaald.

De belangrijkste aanpassingen en wijzigingen tussen het oude en nieuwe reglement zal ik hier op de blog publiceren.

FIDE-regels voor het schaakspel (1 juli 2014)

In het voorwoord is nu opgenomen dat een partij die verwerkt wordt voor de FIDE-rating moet gespeeld zijn volgens de FIDE-regels voor het schaakspel.
De basisspelregels bevatten buiten verbetering van teksten geen noemenswaardige veranderingen.

Artikel 4: “Het uitvoeren van een zet”


4.6 wordt:
De promotie zet kan op verschillende wijzen gedaan worden.
De pion hoeft niet op het aankomstveld geplaatst te worden.
Het wegnemen van de pion en het plaatsen van het nieuwe stuk op het promotieveld mag in willekeurige volgorde gedaan worden.

Als op het promotieveld een stuk van de tegenstander staat, dan moet dit geslagen worden.

4.7 wordt:
Als een stuk op een veld is losgelaten en het een reglementaire zet of een deel van een reglementaire zet betreft, dan mag het in deze zet niet meer op een ander veld worden geplaatst. De zet wordt beschouwd als te zijn gedaan, in geval van:
    a. slaan, zodra het geslagen stuk van het bord is verwijderd en de hand van de speler, nadat deze zijn eigen stuk op het nieuwe veld heeft gezet, laatstgenoemd stuk heeft losgelaten;
    b. rokade, zodra de hand van de speler de toren op het veld van bestemming
heeft losgelaten. Wanneer de hand van de speler de koning heeft losgelaten, is de zet nog
niet gedaan, maar de speler heeft dan niet meer het recht een andere zet uit te voeren dan
de rokade aan die zijde, als deze reglementair is (zie ook artikel 4.4c);
    c. promotie, zodra de hand van de speler het nieuwe stuk op het promotieveld heeft losgelaten
en de pion van het bord verwijderd is.

Toegevoegd:
4.8 Een speler verspeelt zijn recht op een claim tegen een overtreding van artikel 4.1 - 4.7 door zijn tegenstander, als de hand van de speler een stuk aanraakt met het doel daarmee te zetten of te slaan.
4.9 Als een speler niet in staat is om zelf te zetten, mag de speler gebruik maken van een door hem voorgestelde assistent om de zetten te doen. Deze assistent moet voor de arbiter aanvaardbaar zijn.

Artikel 5: “Het einde van de partij”

In 5.1a, 5.2a en 5.2b wordt toegevoegd na ‘....werd bereikt’ : in overeenstemming is met artikel 3 en de artikelen 4.2 - 4.7.
In 5.2c vervalt: (zie art. 9.1)

Wedstrijdregels


Artikel 6 De schaakklok

Art.6.2 wordt uitgebreid tot 6.2e

6.2a Tijdens de partij moet elke speler die zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, zijn eigen klok stilzetten en de klok van zijn tegenstander in gang brengen (met andere woorden: hij drukt zijn klok in). Dit indrukken 'voltooit' de zet. Een zet is ook voltooid als:
    1. de zet de partij beëindigt (zie de artikelen 5.1a, 5.2a, 5.2b, 5.2c, 9.6a, 9.6b en 9.7), of
    2. de speler een volgende zet heeft gedaan, in geval zijn vorige zet niet voltooid was.
Een speler moet altijd de kans krijgen zijn klok stil te zetten na het doen van een zet, zelfs als de tegenstander zijn volgende zet al heeft gedaan. De tijd tussen het doen van de zet op het schaakbord en het indrukken van zijn klok wordt beschouwd als deel van de aan de speler toegekende bedenktijd.
6.2b Een speler moet zijn klok indrukken met dezelfde hand als waarmee hij zijn zet deed. Het is een speler verboden een vinger op de klok te houden of erboven te laten ‘zweven’.
6.2c De spelers dienen de schaakklok correct te behandelen. Het is verboden de klok met kracht in te drukken, hem op te tillen, de klok in te drukken voordat hij gezet heeft of om te gooien. Een incorrecte behandeling van de klok moet worden bestraft overeenkomstig artikel 12.9.
6.2d Alleen de speler van wie de klok loopt mag de stukken rechtzetten.
6.2e Als een speler niet in staat is de klok te bedienen, mag de speler gebruik maken van een door hem voorgestelde assistent om de bediening uit te voeren. Deze assistent moet voor de arbiter aanvaardbaar zijn. De klokken moeten door de arbiter op een redelijke wijze worden bijgesteld. Deze bijstelling mag niet toegepast worden als de speler door een fysieke of geestelijke beperking niet in staat is de klok te bedienen.

Art.6.3 wordt 6.3a en 6.3b.

6.3a Bij gebruik van een schaakklok moet elke speler een minimum aantal zetten of alle zetten voltooien in een toegekende tijdsperiode en/of er kan hem bij elke zet extra tijd worden toegekend. Al deze factoren moeten vooraf worden omschreven.

6.3b De tijd die een speler uit de ene periode over heeft, wordt toegevoegd aan de tijd die beschikbaar is voor de volgende periode, behalve bij een ‘niet- opsparende tijdsinstelling’. Bij een niet-opsparende tijdsinstelling krijgen beide spelers een ‘basisbedenktijd’. Ook krijgt elke speler een ‘vaste extra tijd’ bij elke zet. Het aftellen van de basisbedenktijd begint pas nadat de extra tijd-per-zet is verbruikt. Onder voorwaarde dat de speler zijn klok stilzet vóór het verstrijken van deze extra tijd-per-zet, verandert de basisbedenktijd niet, ongeacht hoeveel extra tijd-per-zet is verbruikt.

6.4 is het oude 6.3 het aangehaalde art 6.2a daarin wordt hier art.6.3a.
6.5 is het oude 6.4.
6.6 is het oude 6.5.
6.7a en b is het oude 6.6a en b aangepast

6.7a Het wedstrijdreglement moet aangeven binnen hoeveel tijd een speler na het begin van de zitting voor het eerst aan het schaakbord verschenen moet zijn ('verzuimtijd'). Een speler verliest de partij als hij na de verzuimtijd voor het eerst aan het schaakbord verschijnt, tenzij de arbiter anders beslist.

6.7b Indien het wedstrijdreglement aangeeft dat de verzuimtijd niet 0 is en geen van beide spelers bij het begin aanwezig is, dan verliest de speler die met de witte stukken speelt alle tijd die verloopt tot hij arriveert, tenzij in het wedstrijdreglement iets anders is omschreven of de arbiter anders beslist.

In 6.12d wordt het aangehaalde art 13.4 gewijzigd in 12.9.
Art. 6.13 is het oude art.6.14 en tevens het laatste van Art.6.

Artikel 7 Onregelmatigheden

Wordt uitgebreid met art.7.6

De aanpassingen in Art.7:

Art.7.1 Als er zich een onregelmatigheid voordoet en/of de stukken moeten worden
teruggezet naar een vorige stelling, dan moet de arbiter met uiterste zorgvuldigheid bepalen welke tijden op de schaakklok moeten worden aangebracht. De arbiter mag ook besluiten de kloktijden niet aan te passen. Als nodig moet hij ook de zetten teller van de schaakklok bijstellen.

Vorig Art 7.1a en b wordt nu art.7.2a en b.
Vorig Art. 7.2 wordt nu 7.3.
Vorig Art. 7.3 wordt nu 7.4.
Vorig Art. 7.4a en b wordt nu art. 7.5a en b.

Art.7.6 Wanneer gedurende een partij blijkt dat een stuk niet meer op zijn juiste veld
staat, moet de stelling worden teruggebracht tot de stelling voor de onregelmatigheid. Als de stelling onmiddellijk voor de onregelmatigheid niet met zekerheid kan worden vastgesteld, moet de partij worden voortgezet vanuit de laatste vast te stellen stelling voor de onregelmatigheid.

Art. 8: De notatie

Art.8.1 wordt als volgt aangepast:

8.1  a. Zolang de partij duurt is elke speler verplicht zijn eigen zetten en die van zijn tegenstander op de juiste wijze te noteren, zet voor zet, zo duidelijk en leesbaar mogelijk, in de algebraïsche notatie (aanhangsel C), op het notatieformulier dat voor de wedstrijd is voorgeschreven. Het is niet toegestaan zetten vooraf te noteren, tenzij de speler remise claimt op grond van artikel 9.2 of 9.3, of er wordt afgebroken volgens aanhangsel E.1a.
       b. Het notatieformulier mag alleen worden gebruikt om de zetten, de kloktijden, de remisevoorstellen, zaken betreffende een claim en andere relevante gegevens te noteren.
       c. Een speler mag een zet van zijn tegenstander beantwoorden alvorens die te noteren, als hij dit wenst. Hij moet zijn vorige zet opschrijven voordat hij een nieuwe doet.
       d. Het aanbieden van remise moet door beide spelers worden genoteerd met het volgende teken  (=).
       e. Als een speler niet in staat is te noteren, mag de speler gebruik maken van een door hem voorgestelde assistent om de zetten te noteren. Deze assistent moet voor de arbiter aanvaardbaar zijn. Zijn klok moet door de arbiter op een redelijke wijze worden bijgesteld. Deze bijstelling mag niet toegepast worden als de speler door een fysieke of geestelijke beperking niet in staat is de klok te bedienen.

In Art.8.4 vervalt het bijvullen van de partij, dit wordt reeds beschreven in Art. 85.b.

Artikel 9: Remise

Buiten verwijzing naar artikel nummers die veranderd en zinsbouw is de inhoud van de artikels grotendeels hetzelfde gebleven.

Art. 9.5.b Hierin wordt bij onterechte claim de door de arbiter toegevoegde tijd 2 min. ipv 3 min.
Vorig Art.9.6 wordt 9.7. het nieuwe Art.9.6 wordt:

Art.9.6 De partij is remise als een of beide van de volgende punten aan de orde zijn:
       a. dezelfde stelling, zoals in 9.2b, is bereikt na ten minste vijf opeenvolgende zetherhalingen van beide spelers.
        b. in een reeks van 75 opeenvolgende voltooide zetten van beide spelers is er geen pion verzet en er is niets geslagen. Als de laatste zet mat tot gevolg heeft, gaat mat voor.

Art.10 versneld beëindigen valt weg en wordt " De score" (zie oud art.11)
Art. 11 wordt " Het gedrag der spelers"
Art. 12 wordt  "De taak van de Arbiter"
Art.14 : De Fide vervalt hier.

Tot zover de wijzigingen aangaande het spelen van de partij in competitie. Wat betreft de verdere regels deze kan men zoals gemeld inzien in de exemplaren beschikbaar in de club.